Na 4 of 5 dagen varen kwamen we vlak voor schemering bij de monding van de Musi.

De Musi is een redelijk brede rivier, daarbij snel stromend en tot ver in het binnenland bevaarbaar.

Als ik het goed heb betekend Musi : de bruine rivier en dat kan best wel kloppen, want de kleur van het water was inderdaad  vies bruin.

Er dreef ook van alles in, afval en dergelijke, maar gevaarlijk voor de scheepvaart was dat er ook complete boomstammen in terecht waren gekomen.

Dus met voorop een uitkijk voeren wij langzaam de Musi op.

De eerste haven die we passeerden was Sungaigerong – de compound van Texaco of Chevron – en vlak daarna voeren we voorbij Pladju.

Het was al flink donker geworden dus veel konden we er niet van zien.

Een kade waaraan 2 tankers lagen en  100 meter verderop een laag gebouw met een hoop lichtjes. Later kwam ik erachter dat het de soos was.

Een uurtje voorbij kwamen we op onze bestemming: Palembang.

Nadat we aangemeerd waren kwam al gauw de douane aan boord, met in hun kielzog vader.

Dat werd natuurlijk een hartelijk weerzien.

Ma en ik hadden ieder maar 1 koffer de man en we waren dan ook zo door de douane.

Eenmaal op de kade aangekomen kwam er een man op ons af die direct de beide koffers van ons overnam.

Het bleek een door pa ingehuurd figuur te zijn die ons met zijn bootje naar Pladju zou varen.

Dat bootje bleek een oude houten speedboot te zijn met een joekel van een buitenboord motor.

Later  hebben we met diezelfde boot een aantal tochten stroom opwaarts op de Musi gemaakt en als er geen rommel voor ons in het water dreef dan draaide de stuurman het gas eens helemaal open. Het oude mormel kwam dan in plané en stoof met een ontzaglijke snelheid over het water. Tenminste dat deden we als pa en ik alleen aan boord waren, met ma erbij konden we het op onze buik schrijven want ma moest er niets van weten. Die was veels te bang dat we op een obstakel knalden en overboord werden gegooid.

Nu was het bekend dat er vrij grote krokodillen in de Musi voorkwamen, dus de bezorgdheid van ma was wel enigszins terecht.

Ik weet dat wij vaak ’s avonds met sterke zaklantaarns vanuit de soos in de Musi schenen en soms zag je dan dat zo’n ogenschijnlijk dode boomstam opeens over 2 opflikkerende ogen beschikte.

 

Maar goed wij voeren van de kade naar Pladju en met de stroom mee, zelfs rustig varend was dat slechts een tochtje van een kwartier.

Bij de soos was een aanlegsteiger voor kleine bootjes en daar werd aangelegd.

Alhoewel pa & ma vast wel andere plannen hadden ontkwamen we er niet aan om eerst een drankje te nuttigen in de soos en alvast kennis te maken met de daar aanwezige mensen.

Eindelijk konden we dan in de auto van pa stappen voor  de rit naar huis.

Dat viel mee, want al 3 minuten stopte pa bij een grote villa.

Toen hij de oprijlaan naar de garage op reed kwamen de bediendes eraan lopen.

Onze huisstaf bestond uit:

  1. kokkie Isa en tevens het hoofd van de huishouding, leeftijd ongeveer 35
  2. baboe, naam ben ik even kwijt, leeftijd ca. 25
  3. jongos, leeftijd ca. 28 jaar; hij had geen vaste functie maar fungeerde als bedgenoot van Isa. Hij onderhield de tuin en deed daarnaast allerlei klusjes.
  4. Njatini, leeftijd 15 of 16 , precies wist niemand hoe oud ze was of op welke datum. Ze was de dochter van een nicht van Isa en toen haar moeder stierf kwam ze onder de hoede van Isa.
  5. Netty leeftijd 3, ze was een dochter van een zus van Isa, maar aangezien die zus al 4 andere kinderen had en Isa geen had de familie besloten dat Netty werd toegewezen aan Isa. Dat was in Indonesië heel normaal, vooral als het familielid met veel kinderen arm was en het kinderloze in verhouding rijk.

 

 

Verder

wp5533b116.gif