Ik had geen andere keus, met de brommer naar de huisarts. Daar aangekomen bleek hij op huisvisite te zijn, dus moest ik in de wachtkamer maar op hem wachten.  Ik begon steeds meer last van mijn been te krijgen en begon al spookbeelden van amputatie voor me te zien. Na een kwartier was hij er nog niet en hield ik het niet langer uit.

De assistente zei dat ik ook naar de EHBO afdeling van het ziekenhuis kon gaan. Beter iets doen dan verder wachten, dus brommertje weer gestart en naar het ziekenhuis.

Ik werd tijdelijk geparkeerd in een bed in een klein kamertje.  Er liepen continu mensen op de gang heen en weer, maar het duurde nog zeker een half uur voordat er een dokter kwam kijken.  Eindelijk zou ik geholpen worden. Mooi niet dus, hij keek even naar de verbrande plek, zei: mooi, en verdween weer. Het duurde nog een hele tijd voordat hij weer in mijn kamertje verscheen. Dit keer in gezelschap van 3 niet onaantrekkelijke verpleegsters.

Dat was tenminste iets, maar waarom 3 zusters. Zou er toch geamputeerd worden en had hij hulp gehaald.

Wat bleek? Het waren leerling verpleegsters en die hadden net die middag een praktijk examen en had de arts mij als proefkonijn uitgekozen. Er was mij helemaal niets gevraagd. Om beurten moesten ze aangeven wat voor soort verbranding het was en in welke mate 1, 2 of 3 en daarna de beste behandeling. Alledrie dachten aan derdegraads verbranding en alledrie kregen ze een vette onvoldoende.

Ik had merendeels 1ste graads en een klein plekje 2de graads verbranding opgelopen.

Nu kon de behandeling dus beginnen. Er werd een zalfje opgespoten en daarna kreeg ik een graatmotief verband erom heen en kon ik naar huis gaan. Voor de pijn kreeg ik 2 paracetamolletjes mee.

Thuis gekomen heb ik de slangen bij de motor onderling met elkaar verbonden en kon ik weer rijden. Met enkele  uren vertraging  kon ik eindelijk op weg gaan naar Apeldoorn.

Mijn liefde voor de Simca was bekoeld tot een ijzig niveau en heb ik hem voor een prikkie aan een klasgenoot verkocht die hem als crossauto ging verbruiken.

Ik moest weer op zoek naar een nieuwe (vierwielige) liefde en dat werd mijn Triumph Vitesse. Een kleine zeer sportieve semi sportauto en nog wel een 6 cilinder.

De Vitesse kampte met een fabricage fout. De aandrijfas raakte tussen de 90 en 110 km in onbalans en dan trilde de hele auto. De motorkap sprong spontaan open. De importeur had de ATS - als auto kenniscenter - gevraagd of ze konden onderzoeken waar dat aan lag.  Het vreemde was dat de auto’s voor de Engelse markt (stuur rechts) hadden het euvel niet, maar de export versie met het stuur links hadden het bijna allemaal.

Mijn Vitesse had het ook, maar ik tilde daar niet zwaar aan. Gewoon je snelheid aanpassen.  120 km p/u dus.

Ik had net prille verkering met Tanny en zij vond de Vitesse helemaal het einde. Ik heb haar in de bossen bij Garderen rijles er in gegeven. Zij geconcentreerd op de bosweggetjes en ik op haar.  Helaas moest ik na een jaar afscheid nemen van onze Vitesse. Door al dat trillen dreigde hij uit elkaar te vallen.

Er volgde een aantal andere auto’s waarover weinig valt te vertellen. Eind 1969 kocht ik bij een beunhaas een Opel Kadett Station. Een nog degelijke auto met hoop ruimte. De eerste keer dat ik ging tanken - ging toen nog met een pompbediende - vroeg de beste man: gas of benzine. Ik dacht dat hij een grapje maakte en wilde mee gaan, dus zei ik: gas.  Komt voor elkaar, antwoordde hij en pakte van een aparte pompinstallatie een slang met een raar uiteinde en klikte die ergens achter onder mijn auto. Wat gebeurt hier, dacht ik een beetje onnozel.

Wat doe je nou vroeg ik.  Hij keek me aan en zei tenslotte: gas tanken, dat moest toch?

Ik had nog nooit gehoord van auto’s die op gas konden rijden en toen ik hem kocht had de verkoper niets over op gas rijden gezegd.  Eerst was ik niet zo blij met het idee van een auto met een gasbom aan boord, maar toen ik zag dat de gasprijs Dfl 0,13 per liter was en de benzine al bijna Dfl 0,60 vond ik het prima zo. De pompbediende die ondertussen in de gaten had dat ik niets van de gasinstallatie in mijn auto wist vroeg of hij even mijn kentekenbewijs mocht zien. Daarin stond geen rijden op gas aangegeven en was ik eigenlijk zwaar in overtreding. De goede man stelde me gerust, ik hoefde mijn papieren niet aan te passen, maar moest wel oppassen als ik ging tanken. De belastingdienst controleerde vaak bij pompstations en fotografeerden alle auto’s die gas tankten.

Verder

wp5533b116.gif