Dat proces zou minimaal 1 tot 2 uur uren en in die tussentijd was de walvis allang doormidden en zou de actie dus totaal zinloos zijn geweest.
Bovendien betekende het tijdverlies en extra kosten.
Pas toen ik zelf ging varen kwam ik erachter dat de kapitein helemaal gelijk had, maar op dat moment geloofde ik er geen barst van. Simpel gezet zet je de telegraaf eerst op stop en een minuutje later op vol achteruit en 3 minuten later weer op vol vooruit, dacht ik en velen met mij. Maar zo werkt het dus niet.
De volgende dag kwam Kaapstad in zicht, a;s eerste zagen we de Tafelberg.
Kaapstad
Mijn eerste kennismaking met het donkere continent.
Je zag inderdaad alle schakeringen van blank tot pikzwart.
Meteen bij aankomst verdrongen zich allerlei souvenir verkopers onder aan de gangway.
Ma gaf me wat geld en daarmee heb ik een poppetje in de uitdossing van een heuse
Zulu krijger gekocht. Het bijzonderste aan het plastic poppetje vond ik wel dat hij
bijna zwart was; ik kende alleen maar blanke poppetjes, dus dit was heel bijzonder.
Als het goed is moet de pop nog bij iemand in de familie zijn.
We zouden maar een kleine 12 uur in Kaapstad blijven, genoeg om brandstof te laden en
eten in te slaan.
De agent van de Rotterdamse Lloyd had een excursie geregeld per bus naar de top van de Tafelberg. De belangstelling voor die trip was zo groot dat er nog een bus bij moest en uiteindelijk ook nog eens een stuk of 3 taxi’s.
Ma en ik kwamen in een taxi terecht, een echte Amerikaanse DeSoto. Ik mocht naast de chauffeur zitten en ma zat met nog een stel achterin.
Toen wij in wilden stappen vroeg de taxi chauffeur waar onze jassen waren.
“Jassen”, zei ma en ze dacht dat hij ze niet allemaal opeen rijtje had. Het was 32°C + dus wat moest je met een jas, “nee die hebben we niet nodig”.
“Suit yourself” was zijn antwoord.
De rit duurde bijna 3 kwartier, eerst over redelijk goede asfaltwegen, maar langzamerhand gingen die over in zandwegen.
Tijdens de rit merkte ma op een gegeven moment dat de chauffeur steeds in z’n achteruitkijkspiegeltje naar haar zat te kijken.
Verzitten om uit zijn blikveld te komen kon niet omdat de achterbank vol was.
Na een tijdje begon het haar dermate te irriteren dat ze hem zei om op de weg te letten en niet steeds in de spiegel.
Zijn antwoord was of gevat of brutaal, nl. iets in de trant van: “ Mevrouw wat ik voor me op de weg zie heb ik al zo vaak gezien, maar wat ik in de spiegel zie is veel mooier”’.
Eindelijk boven gekomen stapten ma en ik als eerste uit om te ontdekken dat het stervens koud was. De opmerking over jassen bleek dus niet voor niets geweest te zijn.
Het uitzicht was inderdaad adembenemend, heel ver onder ons zagen we Kaapstad als een groot mierennest en in de haven leek onze Willem Ruys een klein speelgoed bootje.
Na 10 minuten hielden we al niet meer van de kou en gingen weer gauw in de relatief warme taxi zitten.
Het andere stel was de taxi niet uit geweest.
Later zei ma dat ze als excuus gebruikten dat van koude ze altijd moesten plassen en er was geen toilet op de berg.
Nou volgens mij wel. Wie kreeg nou de kans om van 400 meter naar beneden te pissen; maar goed voor vrouwen lag dat inderdaad moeilijker.
Verder