Instinctief trok de arme man zijn benen op, Hij was nu veilig voor de hond, maar doordat hij niet meer trapte, kwam de fiets na een paar meter tot stilstand met als onvermijdelijk resultaat dat hij met fiets en al omviel. Had hij geluk en viel hij naar links dan kwam hij op de weg terecht, had hij pech en de andere kant uitviel dan kwam hij vaak in een diepe droge greppel terecht. Soms stond daar nog een restje smerig water in.  Die valpartij was zo’n vernedering dat de woede zijn angst voor honden overwon en stoof hij luid krijsend onze kant op. Uiteraard wachten we dat niet af en renden wij naar de veiligheid van onze huizen, met de honden voorop. Nu liepen inlanders altijd met een sarong en dat mag heerlijk luchtig zijn, maar snel mee rennen lukte niet. De arme man had - in zijn ogen - een geweldig gezichtsverlies geleden en dat kwam naar buiten tijdens een van die rampok momenten.  Met machettes zwaaiend stonden ze voor de opritten van huizen, waar ze wisten dat er honden waren, te schreeuwen dat we de honden moesten uitleveren, zodat zij ze konden afmaken. Nu had onze baboe Isa een vrijer, die ex militair was, maar daar wel een groot en zeer gevaarlijk uitziend geweer aan had overgehouden. Hij hoefde alleen maar een stap naar voren te doen en de menigte stoof van onze oprit af en ging op zoek naar een huis dat niet zo indrukwekkend bewaakt werd. De woede op de chinezen was van hun kant te begrijpen, maar absoluut onterecht. Door noeste arbeid en het benutten van alle mogelijkheden verdienden de chinezen goed geld. En dat leenden ze graag uit aan locale mensen, wel tegen een woekerrente. Veel locale mensen kwamen daardoor in financiële problemen. En konden ze niet terugbetalen dan werd de politie ingeschakeld. Door het betalen van steekpenningen stond die aan de kant van de chinezen en volgde onmiddellijk een gevangenisstraf van ongewisse duur. Vaak moest de familie of zelfs de hele kampong de man vrij kopen. Uiteraard zette dit kwaad bloed. Voor ons westerlingen kwamen die amok uitbarstingen plotseling uit de lucht vallen, maar de chinezen hadden handlangers in de kampong dus die wisten wanneer er weer wat broeide. Zij zorgden dat ze veilig in huis zaten met bewapende bodyguards ter bescherming.  Regelmatig liep dat uit op schiet partijen, maar zover ik me kan herinneren vielen daarbij nooit slachtoffers. Zo plotseling als de heisa begon was hij ook over. Als ze een onfortuinlijke hond te pakken hadden gekregen dan werd het karkas achter een auto door de compound gereden om te tonen: kijk uit, de volgende keer is het jullie hond die we te pakken krijgen. Het rare was dat inlanders nooit boos werden op ons, de blanke kinderen.  

 

In Pladju hadden wij kinderen veel minder speelruimte dan ik gewend was in Curaçao en Punta Cardon. Eigenlijk had je alleen het zwembad en die was maar een paar uren per dag geopend. Vandaar dat wij kinderen vaak bij elkaar speelden. Mijn  speelkameraadjes waren 3 meisjes: Babs, een enorme wildebras, zelfs nog een stapje erger dan Kiki uit Venezuela, maar ik mocht haar graag, ondanks dat het mij veel pijnlijke en blauwe plekken opleverde.  Marina, was het prototype van een lief mooi meisje die mij altijd wist te betoveren en als 3de was er nog Rietje.

Rietje was het eerste meisje waar ik verkering mee had. Heel onschuldig, maar toch een serieuze jeugdliefde.

Na een jaar  zat mijn tijd in Pladju erop. Ik was klaar met de lagere school en helaas betekende dat tevens het eind van mijn onbezorgde jeugd en moest ik ook naar Nederland om me voor te bereiden op mijn middelbare school opleiding.

 

 

Nu kon mijn vader nog niet terug, dus samen met mijn moeder ging

ik per vliegtuig naar Nederland. We vlogen met een Super Connie,

In mijn ogen het mooiste toestel ooit gemaakt. In Holland

aangekomen had mijn moeder 2 keuzes: of een gastgezin vinden

waar plaats was voor al haar 4 kinderen of een huis kopen en een

gouvernante in dienst nemen. Ze koos voor optie 2 en zo kwamen

wij in Bennebroek te wonen.

wp6e2b9633_0f.jpg

Ons huis in Bennebroek aan de Rijksstraatweg

Verder

wp5533b116.gif