Mijn eerste school werd het Coornhert Lyceum in Haarlem. Dat was op 6 kilometer van ons huis in Bennebroek en aangezien er geen openbaar vervoer was kreeg ik een fiets en moest ik dat traject 4 keer per dag afleggen. Tussen de middag moest ik ook naar huis.  Ik had nog nooit gefietst, maar na een maandje kreeg ik al aardige fiets benen. In Bennebroek had ik een goede vriend Chiel Kalkman, een vrij vroegrijpe jongen die dingen deed, waar ik nog geen eens van durfde te dromen.  Zeg maar van totaal onwetend leerde ik in rap tempo wat elke jongen als basiskennis op zak hoorde te hebben, tenminste wat meisjes betrof.

Mijn moeder was weer naar Indonesië afgereisd om zich te herenigen met mijn vader. Hij was ondertussen overgeplaatst naar Balikpapan in Kalimanten (Oost Borneo).  Ik stond voor het eerst van mijn leven er alleen voor, daar bedoel ik mee niet meer onder de bescherming van mijn moeder.  Mijn broers en zus waren door de jaren van separatie wild vreemden voor me geworden, dus werd het een tijd aftasten wat we aan elkaar hadden. Volgens mijn oudste broer was ik duidelijk veel te verwend en daar zou hij wel verandering in brengen.  Dat zijn in het begin heftige tijden geweest, want ik voelde er bitter weinig voor om mee te gaan in zijn spartaanse levensstijl . Dat hield o.a. in,  met de lunch een bruine boterham met heel oude kaas , gevolgd door eveneens een bruine boterham met Marmite.  Ik heb me met hand en tand verzet en na een tijdje gaf broer Jouke zijn pogingen op.  In zijn ogen was ik niet meer te redden. Later is het gelukkig helemaal goed gekomen tussen ons, alhoewel bruin brood, oude kaas en zeker marmite komen er bij mij nog steeds niet in.

Ik kwam er gauw achter dat ik niet te veel moest vertellen over mijn “vorige” leven, dat viel vaak totaal verkeerd. Je moest nooit je hoofd boven het maaiveld uitsteken, want dan werd hij er ongenadig af gehakt. Nu stak ik met mijn lengte van ruim 2 meter ruim boven de middelmaat uit, dus gedeisd houden was de boodschap. Dat lukte wonderwel en zo werd ik een rustige hollandse schooljongen, wel met heimelijke dromen over mijn vroegere leven.

Na een jaar kwamen onze ouders definitief naar Nederland.  Later hoorde ik dat mijn vader een heel aantrekkelijk aanbod van  Shell, om een hele nieuwe raffinaderij op Nieuw Zeeland op te zetten en daar van directeur te worden, had afgezegd. Hij vond het genoeg geweest, zijn gezin had nu prioriteit.  

Omdat Bennebroek redelijk ver weg lag van zijn werkplaats in Den haag werd er besloten dat we zouden verhuizen naar Den Haag.  Maar eerst zouden wij ons lopend schooljaar nog mogen afmaken.

 

Op een gegeven moment kwamen mijn moeder en ik in haar autootje (2CV) thuis en ma vroeg of ik de garagedeuren wilde open doen, zodat zij de auto er in kon rijden. Niets vermoedend open ik de garagedeur en kreeg de schrik van mijn leven. Er stond een gigantisch groot en levend paard in onze garage. Hoe kwam dat beest daar?

Wat bleek, mijn zus - een groot paarden liefhebster -  had

in een opwelling een paard gekocht,  maar toen kwam de

hamvraag, waar laat je dat beest, uh, edel dier. Nou dacht

zuslief we hebben een grote garage en de auto’s kunnen

wel buiten op de oprit blijven., zo gezegd, zo gedaan en

hadden wij een paard in de garage.  Pa en ma dachten daar

anders over, dus het paard moest er weer uit. Uiteindelijk

duurde het nog een week voor er een andere stalling voor

Meteoor was gevonden. Hij of zij mocht bij de

wassenaarse politie paarden in de wei staan. Onze zus

verraste ons wel vaker met een in opwelling gekocht huisdier.

Zo kregen we een 2-tal honden en een papegaai  in huis.

wpece25b6b_0f.jpg

Onze eerste 2CV

Verder

wp5533b116.gif