Vliegtuigen waarin ik als beroepsvlieger mee gevlogen heb met de bedoeling er geld mee te verdienen
Mijn eerste opdracht betrof een verzoek van de Vliegclub Rotterdam, of ik voor hen bij de Beagle fabriek in Shoreham (UK) wat reserve onderdelen wilde ophalen voor een van hun 2 motorige Beagle’s. Ik zou er niets mee verdienen, maar ik kreeg een vliegtuig tot mijn beschikking: een Beagle
B 121 , 2 betaalde vlieguren en de betaling van landingsgelden in de UK.
Ik had mijn PPL, dus ik mocht met vliegen nog geen geld verdienen, maar kosten neutraal opereren was wel toegestaan.
Ik had op dat moment nog geen radio license, dus alles ging nog op visual. Dat hield in dat je in het landings circuit moest aansluiten en dan wachten tot je vanuit de toren een lichtsignaal kreeg dat je mocht landen. Ik kwam dus keurig aanvliegen, sloot aan in het circuit en hield de toren in de gaten. Op een gegeven moment meende ik een lichtsignaal te zien en zette de landing in. Op het moment dat ik een paar meter boven de landingsbaan was, hoorde ik een geweldig gebulder vlak boven me en toen ik keek zag ik vlak boven me een Bristol 170 die een doorstart maakte. Toen drong de harde realiteit tot me door; wat ik aan had gezien voor een lichtsignaal van de toren was niet meer dan een weerkaatsing van het zonlicht in een van de ruiten van de verkeerstoren. Het kwaad was helaas al geschied en ik landde veilig en taxiede naar de mij opgegeven plaats toe. Vervolgens heb ik me bij de verkeersdienst gemeld. Ondertussen was de Bristol 170 ook al geland en kwam een van de piloten ook naar de verkeersdienst.
Ik kneep hem al een oude dief, want nu zou ik geweldig op m’n lazer krijgen. Dat viel heel erg mee; nadat ik mijn excuses had aangeboden zeiden zowel de havenmeester als de piloot dat er eigenlijk niets aan de hand was. Hij had mij ruim op tijd gezien en alhoewel hij al de landing had ingezet kon hij tijdig een doorstart maken. Ik kreeg dus geen reprimande en ze wensten me beiden een prettig verblijf in Engeland.
Ee’n van mijn meest favoriete toestellen was de PH-
was toentertijd een speciale aangelegenheid. Om het gras op de landingsbaan kort te houden maakte de havenmeester gebruik van schapen. Goedkoper dan een grasmaaier. De havenmeester liep een beetje mank en was daardoor niet al te snel ter been; daarnaast was hij ook een regelmatige gast van Cafe Nobel in Ballum. Het kwam regelmatig voor dat je doorgegeven had om op een bepaalde tijd met je vliegtuig eraan kwam, dus of hij zijn schapen van de baan af wilde halen. En dan kwam je en zag dat de schapen nog vredig op de baan aan het grazen waren. Meestal volstond het dan om 1 of 2 keer laag over de baan te vliegen en de schapen gingen dan uit zich zelf van de baan af en verkasten naar de apron (parkeerplaats voor de vliegtuigen). Je kon dan veilig landen en bij melding in het havenkantoortje trof ik dan een glunderende havenmeester aan met een blik in de ogen van: zo dat hebben we samen perfect geregeld.
De havenmeester kreeg vaak verzoeken van campinggasten of er mogelijkheden waren voor rondvluchtjes.
Officieel waren die er niet, maar als hij wist dat ik kwam dan ritselde hij wat en vroeg of ik een paar vluchtjes boven het eiland wou maken met “ kennissen” van hem. Hij betaalde mij de vlieghuur en de rest . . . . (zag ik niet).
Ik kwam graag op Ameland en heb heel wat keren over het eiland gevlogen. Ik verdiende er niets mee, maar ik maakte wel extra vlieguren die mij niets kostten.
Verder